cascade-22-03

Rechter fluit school terug die een uit de hand gelopen grap van leerlingen buitenproportioneel bestraft.

Dat leerlingen soms kattenkwaad uithalen is bij iedereen wel bekend. Dit kan soms onschuldig zijn, maar af en toe dient er een passende straf tegenover te staan. Maar een proportionele sanctie blijkt soms lastig, want wanneer is een straf passend? In februari van dit jaar was dat de centrale vraag in een rechtszaak over een uit de hand gelopen grap door leerlingen gericht tegen een leraar.

De aanleiding van deze grap zijn de slechte cijfers voor een Engels essay die de leerlingen hebben gekregen. Naar aanleiding hiervan heeft een van de leerlingen op de website van de gemeente Rotterdam aangekondigd dat er een demonstratie zal plaatsvinden tegen de docent Engels (samen met zeven andere klasgenoten). De demonstratie werd aangevraagd omdat de leerlingen vermoedden dat docent corrupt heeft gehandeld. Toen deze aanvraag serieus werd genomen (lees: de leerlingen werden aangesproken door de politie), gaven de leerlingen toe dat het een grapje was.

Uiteindelijk heeft een van de leerlingen een excuusmail aan de school gestuurd, waarin de leerling aangeeft dat hij het niet zo serieus bedoelde en de demonstratie omschrijft als ‘stoerdoenerij’. Dit mocht helaas niet baten, want de dag erna werd de leerling alsnog geschorst, en zelfs blijkt dat de school voornemens heeft de leerling te verwijderen. De ouders erkennen dat de leerling niet goed heeft gehandeld, maar achten de sanctie niet in redelijke verhouding tot de ernst van de fout.

De rechter vindt dat de school als onderwijsinstelling in beginsel de vrijheid heeft om volgens haar ongewenst gedrag te kwalificeren en zo nodig te sanctioneren. De rechter kan het besluit om de leerling te verwijderen slechts marginaal toetsen. Dit betekent dat de rechter alleen kan oordelen of de school in redelijkheid al dan niet tot het besluit tot verwijdering heeft kunnen komen. De school stelt bij de rechter dat de veilige werkomgeving voor leraren het uitgangspunt is. De leraren hebben volgens de school recht op een gevoel van veiligheid. Hoewel de sanctie ingrijpend is, vindt de school deze terecht in verhouding tot de actie van de leerling.

De rechter oordeelt dat de school niet in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat hier alleen de zwaarst mogelijke sanctie, namelijk verwijdering, passend is. De leerling is ‘first offender’, heeft een probleemloze schoolcarrière gehad tot het moment van zijn actie, heeft gelijk zijn excuus aangeboden na het incident en heeft zelfs een voorstel gedaan voor het herstellen van vertrouwen en om in gesprek te gaan over wat wel een passende straf zou zijn.

Daarnaast heeft de leerling niet alleen gewerkt; maar liefst zeven leerlingen zijn betrokken bij dit incident. De school heeft geen maatregelen genomen tegenover de overige zes leerlingen, en meet dus met twee maten, vindt de rechter.

Daarnaast spelen omstandigheden een rol waar de leerling verder niets aan kan doen, zoals de coronarellen die ‘toevallig’ de week voor de aanmelding van de demonstratie plaatsvonden en het feit dat de school een schorsing geen goede straf vond omdat de leerlingen ‘toch al zo veel thuis zitten door corona’. Hier had de leerling geen rekening mee kunnen houden.

De school heeft het ook over ‘geen basis om het geschonden vertrouwen te herstellen’. De rechter is het hier niet mee eens, de leerling wilde immers een gesprek aangaan om het vertrouwen te herstellen.

Al deze omstandigheden leiden tot het oordeel van de rechter dat de school niet in redelijkheid tot de verwijdering van de leerling heeft kunnen komen. Als side note stelt de rechter dat het natuurlijk onacceptabel is wat de leerlingen hebben gedaan. Verwacht mag worden dat de leerling dit zelf ook inziet en vanaf nu goed zal nadenken over het pranken van docenten.

 

De gehele uitspraak is te lezen via ECLI:NL:RBROT:2022:819.