Re-integratie: voldoende gedaan of onvoldoende gemotiveerd?
Als werkgever moet je flexibel zijn wanneer een van je werknemers uitvalt wegens ziekte. Je moet goed gemotiveerd een poging wagen om deze werknemer binnen je organisatie te laten re-integreren. Per geval verschilt wanneer dit voldoende is gelukt. Soms kan het zelfs nodig zijn om een nieuwe functie binnen je organisatie te creëren, of om verschillende taken uit functies samen te voegen. Of je nu een grote of kleine organisatie bent, voor iedereen geldt hetzelfde: je moet jezelf flexibel opstellen om aan de eisen te voldoen van re-integratie, ook als dit buiten je eigen boekje valt.
In het onderstaande geval gaat het om een organisatie die meer dan 30 scholen en kinderopvanglocaties met ruim 700 medewerkers verenigt, een grote organisatie dus. Een van de werkneemsters is sinds 2006 als leerkracht basisonderwijs werkzaam bij het schoolbestuur. Nadat de leerkracht is uitgevallen in 2017 verricht zij werkzaamheden als remedial teacher (RT) om te re-integreren binnen de organisatie.
In 2019 heeft de leerkracht een aanvraag gedaan bij het UWV voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag uitgesteld omdat de leerkracht niet alle verplichtingen van de re-integratie is nagekomen. Het UWV geeft het schoolbestuur een mogelijkheid om deze verplichtingen toch na te komen door de periode waarover de werkneemster recht heeft op loon tijdens ziekte te verlengen. Deze maatregel wordt ook wel een loonsanctie genoemd. Hier is het schoolbestuur het niet mee eens en tekent bezwaar aan. Het UWV verklaart het bezwaar ongegrond omdat het schoolbestuur meer inspanningen had moeten verrichten in spoor 1. Spoor 1 betekent dat de werkgever eerst de terugkeer van werknemer binnen de eigen organisatie moet bewerkstelligen. Het schoolbestuur heeft hier volgens het UWV dus te weinig aan gedaan en heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er aan de werkneemster niet een aantal werkzaamheden of taken konden worden toebedeeld, zodat er een passend takenpakket zou ontstaan.
Het schoolbestuur stelt dat de RT-werkzaamheden tijdelijk zijn en onderdeel uitmaken van de functie leraar, waardoor het niet als aparte functie kan worden gezien. Het is dus niet mogelijk om hier een onafhankelijke functie van te maken. Het schoolbestuur voegt slechts nieuwe functies toe binnen haar organisatie als dat toegevoegde waarde heeft voor de organisatie en haar doel. Zij wil niet verplicht een functie of takenpakket creëren voor de werkneemster die totaal niet nuttig is om haar alleen in dienst te kunnen houden. Tenslotte heeft het schoolbestuur geen andere functies voor de werkneemster aan te bieden, omdat deze niet passend zijn of gemaakt kunnen worden.
Het UWV betwijfelt dat er geen aanpassingen in het profiel van het schoolbestuur mogelijk zouden zijn. Er zou een mogelijkheid zijn om bijvoorbeeld een aantal niet-lesgebonden taken aan de werkneemster te beleggen. Het UWV stelt dat er te weinig re-integratie-inspanningen zijn verricht en dat de loonsanctie terecht is.
De vraag die de rechtbank uiteindelijk moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden, dat wil zeggen terecht, aan het schoolbestuur een loonsanctie heeft opgelegd.
De verzekeringsarts heeft de werkneemster gezien op spreekuur en heeft de conclusie getrokken dat de werkneemster gebaat is bij een rustige werkomgeving zonder veel tijdsdruk. De arbeidsdeskundige heeft geoordeeld dat op dit moment het werk van leerkracht niet passend is voor de werkneemster. De deskundige stelt ook dat de inzet op spoor 1 van het schoolbestuur niet voldoende is. Er is geen sprake van een bevredigend re-integratieresultaat omdat de werkneemster niet ‘structureel is hervat in passend werk’ bij het schoolbestuur. Er wordt gesteld dat als het eigen werk niet meer kan worden uitgevoerd, de werkgever binnen het bedrijf op zoek moet gaan naar andere mogelijkheden om de werknemer passend werk aan te bieden. Er is niet goed genoeg gemotiveerd door het schoolbestuur waarom andere functies niet passend zijn en waarom de functie die werkneemster nu verricht niet kan worden aangeboden als vaste functie. Het schoolbestuur is een grote organisatie dus het is moeilijk te begrijpen dat er geen mogelijkheid is tot een aangepaste functie.
Ook de tweede arbeidsdeskundige betwijfelt of er niet kan worden geschoven in taken en takenpakketten. De CAO Primair onderwijs biedt de werkgever de mogelijkheid om af te wijken van lesuren of lesgebonden taken, wat de mogelijkheid zou bieden om taken bij andere collega’s van de werkneemster over te brengen naar haar pakket. Daarnaast biedt de CAO ook een mogelijkheid om af te wijken van voorbeeldfuncties. Dit vormt ook onderdeel van een van de activiteiten die de werkgever moet verrichten in het kader van re-integratie. De conclusie is wederom dat het schoolbestuur te weinig inspanningen heeft verricht in spoor 1.
Volgens de rechtbank is het niet aannemelijk dat er in deze situatie geen passende functie is voor de werkneemster. De rechtbank ziet niet in waarom bepaalde taken van functies niet buiten de klas zouden kunnen worden verricht. De RT-taken van de werkneemster zijn ook buiten de klas verricht. Hieruit blijkt ook dat de taken dus niet zo onlosmakelijk met de functie van leraar verbonden zijn. Het is daarnaast niet aannemelijk dat een organisatie van deze grootte geen mogelijkheden heeft om de werkneemster een passende functie aan te bieden. De conclusie is dus dat er niet is gebleken dat het creëren van andere opties voor de werkneemster niet mogelijk is en in redelijkheid niet van het schoolbestuur kan worden verwacht. Er wordt niet voldaan aan de re-integratie-inspanningen, waardoor de loonsanctie van het UWV terecht was.
Deze uitspraak is te lezen via ECLI:NL:RBZWB:2022:34.