6 TIPS BIJ GESCHILLEN OVER DE BEOORDELING VAN EINDEXAMENS

Terwijl op veel plekken in Nederland de vlag is uitgehangen vanwege het behalen van een diploma aan een middelbare school, is dit ook de tijd van het jaar waarin soms de gemoederen hoog oplopen omdat een eindexamenkandidaat niet is geslaagd. Steeds vaker stellen kandidaten de beoordeling van een examen door de correctoren ter discussie, vooral wanneer zij op één of twee tienden van een punt gezakt zijn. Deze geschillen worden soms pas in de rechtszaak beslecht. Deze tips helpen uw organisatie om een geschil hierover in goede banen te leiden.

1             Heldere inzageprocedure

Het is verstandig de procedure voor inzage door een eindexamenkandidaat in zijn gemaakte examenwerk zorgvuldig te beschrijven in het examenreglement van de school. In de praktijk zien wij dat het inzagerecht soms wordt ingeperkt. Kandidaten kunnen bijvoorbeeld niet altijd een kopie ontvangen van gemaakte examenwerk, en soms is de termijn voor inzage beperkt tot enkele dagen. Dat staat op gespannen voet met privacyregelgeving. Natuurlijk is het wel van belang te borgen dat een kandidaat bij inzage het gemaakte examenwerk niet kan wijzigen. Daarom zal bij inzage altijd een medewerker van de school aanwezig moeten zijn.

2             Inhoudelijke beoordeling bezwaren tegen correctie

Ook is het verstandig in het examenreglement op te nemen hoe wordt omgegaan met bezwaren van de kandidaat tegen de correctie. De handreiking ‘hoe om te gaan met geschil na inzage examenwerk’ van het College voor Toetsen en Examens geeft hiervoor een voorbeeld. Deze handreiking is een voorbeeld; het staat scholen vrij een andere procedure vast te stellen, zo lang die procedure maar evenwichtig en zorgvuldig is. Dat houdt in ieder geval in dat een gemotiveerde inhoudelijke beoordeling plaatsvindt van de argumentatie van de kandidaat en aan de hand hiervan wordt bepaald of de score moet worden aangepast.

3             Eerste en tweede corrector oneens?

Artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit schrijven voor dat de eerste en tweede corrector het gemaakte examenwerk van de kandidaat corrigeren en in onderling overleg de score van het centraal examen vaststellen. Als zij hierover niet tot overeenstemming komen, moet het geschil tussen eerste en tweede corrector worden voorgelegd aan het schoolbestuur van de eerste corrector, dat hierover in overleg kan treden met het schoolbestuur van de tweede corrector. Als het geschil niet wordt opgelost, moet dit gemeld worden aan de onderwijsinspectie, die een onafhankelijke corrector kan aanwijzen. Diens oordeel is doorslaggevend.

Bij een geschil na inzage (de correctoren hebben de score dan al vastgesteld, maar de kandidaat is het daarmee beargumenteerd oneens) is de procedure afhankelijk van het examenreglement van de school en/of de handreiking ‘hoe om te gaan met geschil na inzage examenwerk’. Belangrijk is, dat ook in zo’n situatie een verschil van mening tussen de eerste en tweede corrector over het honoreren van de bezwaren van de kandidaat doorbroken moet worden. Òf de correctoren worden het na overleg alsnog aantoonbaar met elkaar eens, òf de impasse wordt opgelost door er andere correctoren bij te betrekken. In een zaak waarin de school stelde dat de correctoren het er uiteindelijk over eens waren geworden dat de score niet zou worden aangepast, maar dit door de school niet kon worden aangetoond, werd de school toch in het ongelijk gesteld. Het is dus belangrijk de uitkomst van het beoordelingsproces zorgvuldig vast te leggen.

4             Correctievoorschriften gevolgd?

Bij de correctie van het examenwerk moeten de eerste en tweede corrector zich houden aan de correctievoorschriften van het College voor Toetsen en Examens. Van deze voorschriften mag niet worden afgeweken. Maar de toepassing van de voorschriften is niet zelden voor interpretatie vatbaar. Wanneer is bijvoorbeeld sprake van een antwoord dat niet in het beoordelingsmodel voorkomt maar wel ‘op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden’ (correctievoorschrift 3.3)? Daarover heeft onlangs het Gerechtshof zich uitgelaten in een zaak waarin ons kantoor de tweede corrector bijstond. In deze zaak had de eindexamenkandidaat aan de hand van verklaringen van zeven deskundigen betoogd dat het door haar gegeven antwoord op een examenvraag (ook) vakinhoudelijk als juist aangemerkt moest worden. Het Gerechtshof oordeelde dat de beoordeling of het antwoord vakinhoudelijk juist is, uitsluitend aan de correctoren toekomt (zolang zij het eens zijn). In dit geval ging het erom dat de kandidaat bij de vraag een berekening had opgegeven die tot de juiste uitkomst leidde, maar volgens de correctoren wel een (volgens het correctiemodel vereiste) tussenstap miste om bij die uitkomst te komen. Het Gerechtshof gaf de correctoren gelijk dat zij voor het antwoord nul punten hebben toegekend, ook al dachten de zeven deskundigen van de kandidaat daar anders over.

5             Een zorgvuldige procedure

Wij zien vaak dat het examenreglement onduidelijke bepalingen bevat, innerlijk tegenstrijdig is en/of in strijd is met onderwijs- of privacyregelgeving. Ook wordt soms de voorgeschreven procedure uit het examenreglement niet gevolgd. Wanneer sprake is van aperte (overduidelijke) procedurele onjuistheden bij de afhandeling van een geschil na inzage, zet dat de deur open voor de rechter om een school op te leggen dat het examen moet worden her beoordeeld. Ons kantoor heeft ervaring met het adviseren over een examenreglement dat aan alle eisen voldoet.

6             Adviezen onderwijsinspectie en examenloket niet zaligmakend

De jurisprudentie over examengeschillen bevat verschillende voorbeelden van scholen die advies hebben ingewonnen bij de onderwijsinspectie of het examenloket en daarnaar gehandeld hebben, maar vervolgens toch door de rechter worden teruggefloten. Een advies van de inspectie of het examenloket ontslaat een school niet van zijn wettelijke verantwoordelijkheden tegenover eindexamenkandidaten en pleit de school ook niet vrij.